Tag archieven: borstvoeding

Liefde

Avond. Papa en ik verdelen de taken. Als een geoliede machine doen we elk ons ding. Vanaf het avondmaal tot het slapengaan draait alles om de kinderen. Terwijl de ene bezig is met het badritueel, ruimt de andere de keukentafel af. En legt alvast de kinderkleding klaar voor de volgende dag. Tussendoor worden er tanden gepoetst, neusjes gesnoten, geholpen met aan- of uitkleden, aangespoord tot opruimen of opschieten en boekjes voorgelezen. Routineus.

De jongste van drie-en-een-half steekt al in pijama als ik haar tegenkom in de living. Ze ziet er moe uit. Ik stop en strijk even door haar haartjes. Ze slaat haar armpjes rond mijn been en zegt op zeurderig-vragende toon: “Mammaaah… Ik wil graag…” Haar manier om borstvoeding te vragen, weet ik. Op dat moment kruist papa ons pad. “Slapen!” vult hij op vrij besliste toon aan.

Ons peuterdochtertje is even in de war. Ze staakt haar zin, denkt na en zegt dan een beetje treurig: “water drinken.” Ik kijk haar liefdevol aan, zonder wat te zeggen, en zak door mijn knieën. Sinds enkele weken drinkt ze niet meer dagelijks bij me. Dan krijgt ze een knuffel in plaats van de borst.

Ik zit op mijn hurken en poppemie staat voor me. Ze kijkt me aan. En lijkt te twijfelen. Opeens wordt haar blik dromerig. Ze legt haar armpjes om mijn schouders en vlijt haar gezichtje in mijn hals. Ik pak haar op. En geef zachtjes een kus op haar pas gewassen haartjes. Mijn kleine grote meid.

Stilletjes fluistert ze in mijn oor: “Mama, ik hou van jou…”.

© Borstvoeding Aardig 2021

Langer dan een jaar voeden

Langer dan een jaar voeden
– geschiedenis
– antropologie
– aanbevelingen
Samenstelling van moedermelk na het jaar
Factoren die de borstvoedingsduur kunnen beïnvloeden
– vaste voeding
– werksituatie van de moeder
Bronnenmateriaal


Daar waar jarenlang borstvoeding geven ongewoon is in onze westerse cultuur, is het dat niet vanuit een meer mondiaal perspectief. Langvoeden[1] is biologisch gezien immers de natuurlijkste zaak van de wereld. Het is daarom belangrijk om in gedachten te houden dat de kritiek waar langvoedende moeders soms mee te maken krijgen, voornamelijk gebaseerd is op culturele voorkeuren en niet zozeer op wetenschappelijke gegevens. Er bestaat immers geen enkel empirisch onderzoek dat kan aantonen dat langer borstvoeding geven schadelijk is voor peuters en kleuters. Integendeel zelfs, honderden onderzoeken tonen aan dat geen of slechts kortstondig borstvoeding geven nadelen oplevert voor zowel moeder als kind.

[1] In feite is de term ‘langvoeden’ een foutief gebruikte term. De biologische norm is namelijk om een kind minstens twee jaar borstvoeding te geven. Peuters en kleuters voeden zou daarom gewoon ‘borstvoeding’ genoemd moeten worden en minder dan twee jaar voeden is dan ‘kortvoeden’. Omdat deze zienswijze nog een lange weg te gaan heeft vooraleer hij algemeen aanvaard zal zijn in onze maatschappij, hanteer ik voor de gemakkelijkheid andere definities:

  • Borstvoeding = een kindje de borst geven, ongeacht de leeftijd van dat kindje,
  • Kortvoeden = minder dan zes maanden borstvoeding geven,
  • Langvoeden = langer dan een jaar borstvoeding geven,
  • Peutervoeden = een kind voeden dat een tot vier jaar oud is,
  • Kleutervoeden = een kind voeden dat vier tot zeven jaar oud is.

1. Langer dan een jaar voeden

1.1 Geschiedenis

Antropologisch onderzoek toont aan dat een borstvoedingsrelatie tussen moeder en kind van twee tot vier jaar waarschijnlijk de norm was in de oudste, prehistorische, tijden. Vanaf de historische tijden vinden we teksten over de speenleeftijd in uiteenlopende bronnen: Talmud, Bijbel, Koran, Joodse, Arabische, Latijnse, Griekse en Boeddhistische geschriften. Daarin wordt regelmatig gesproken van een borstvoedingsduur van minstens twee of drie jaar. Niet alle moeders voedden hun kind echter zelf, er wordt ook gesproken over minnen.

Ook middeleeuwse en latere schilderijen en andere afbeeldingen tonen borstvoedende vrouwen. De borstgevoede kinderen op de afbeeldingen zijn niet alleen babytjes, maar ook peuters en kleuters. Toch ging de slinger tussen lang- en kortvoeden en tussen min en moeder steeds heen en weer in de loop van de geschiedenis, totdat de commercialisering van kunstmatige zuigelingenmelk op het einde van de 19de eeuw langzaamaan een einde maakte aan de algemene overtuiging dat alle baby’s borstvoeding horen te krijgen.

Aan het begin van de 20ste eeuw was kunstvoeding vooral iets voor de kinderen van rijke ouders. 58% van de Vlaamse en Nederlandse moeders gaf toen nog langer dan een jaar borstvoeding. Vijftig jaar later groeit een groot deel van de westerse zuigelingen echter op met geen of slechts heel kortstondig borstvoeding, vaak zelfs op aansturen en aangemoedigd door de medische wereld. De jaren ’70 van de vorige eeuw waren dan ook een absoluut dieptepunt voor de borstvoeding. Marketeers zijn er sindsdien in geslaagd om kunstvoeding als norm in het algemene westerse gedachtengoed te parkeren en jarenlang borstvoeding geven te verdringen naar achterkamers. Een tendens waar nog maar heel recent weer een beetje verandering in lijkt te komen, voornamelijk onder impuls van vrijwillige borstvoedingsorganisaties en de Attachment Parenting-beweging.

Ondanks het verdringen van borstvoeding als norm sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw verheffen zich ook stemmen die zeggen dat jarenlang borstvoeding geven ook hier in het westen vaker voorkomt dan Jan met de pet denkt. Moeders die een of meerdere kinderen tot op peuter- of kleuterleeftijd borstvoeding geven, komen daar namelijk niet altijd mee naar buiten. Langvoeden wordt voor velen onder hen uiteindelijk een privézaak, waar enkel binnen het gezin of eventueel in besloten kringen, zoals moedergroepen of internetcommunities en -fora, over gesproken wordt.

Hoe langer men voedt, hoe vaker moeders een sociaal stigma ervaren inzake hun borstvoedingskeuze en hoe minder ze daardoor geneigd zijn om ermee naar buiten te komen dat hun kinderen borstvoeding krijgen tot op peuter- of kleuterleeftijd, is ook mijn ervaring als lactatiekundige. Toenemende kritiek vanuit de omgeving wordt als ongepast, storend en vervelend ervaren, maar een grote invloed op de voedingskeuze zelf, heeft het uiteindelijk niet. Zeker niet als moeders de weg vinden naar moedergroepen en internetcommunities en -fora waar ze medelangvoedsters treffen.

1.2 Antropologie

Elk zoogdier heeft een natuurlijke speenleeftijd; een biologische norm, zeg maar. Bij de mens wordt deze echter beïnvloed door culturele factoren. Gevolg daarvan is dat in de westerse wereld kortvoeden veeleer de norm geworden is.

Vergelijkend antropologisch onderzoek van primaten en observatie van hedendaagse natuurvolkeren wijst uit dat de natuurlijke speenleeftijd bij de mens vermoedelijk ergens tussen de twee-en-half en de zeven jaar ligt, met een stoppiek tussen de drie en de vier jaar oud.

Bij ‘baby-led weaning’, wanneer een kind zich op eigen tempo kan afwennen van de borst, vraagt het geleidelijk aan minder voedingen en stopt uiteindelijk vanzelf met borstvoeding vragen, zonder conflicten of emotionele trauma’s. In de hedendaagse westerse wereld gebeurt dat bij langgevoede kinderen gemiddeld ergens tussen de twee en de vier jaar oud.

1.3 Aanbevelingen

Unicef en de Wereld GezondheidsOrganisatie (WHO) raden aan om een kindje zes maanden lang exclusief borstvoeding te geven, om een zo optimaal mogelijke groei, ontwikkeling en gezondheid te bekomen. Na een half jaar kan dan vaste voeding geïntroduceerd worden, om tegemoet te komen aan de evoluerende voedingsbehoeften en toenemende eetlust van het kind. Die aanvullende voeding dient voedzaam en veilig te zijn en aangeboden te worden, terwijl de borstvoedingsrelatie blijft bestaan tot de tweede verjaardag of daar voorbij. Er bestaat geen gedocumenteerde leeftijd waarboven het geven van borstvoeding niet meer relevant, nutteloos of schadelijk zou zijn.

Om die vooropgestelde minimumaanbeveling van twee jaar voeden te halen, raden onderzoekers en lactatiekundigen aan om zo lang mogelijk borstvoeding te blijven geven op verzoek. Want hoe vaker een kindje drinkt, des te langer zal het waarschijnlijk duren eer het de borst niet meer nodig heeft.

2. Samenstelling van moedermelk na het jaar

Na een jaar ligt voornamelijk het vetgehalte en de calorische waarde van moedermelk percentueel hoger dan beneden het jaar. Daar waar het volume aan moedermelk langzaam daalt vanaf de introductie van vaste voeding, stijgt het caloriegehalte aanzienlijk.

Ongeveer een halve liter (448ml) moedermelk in het tweede levensjaar voorziet in 29% van de dagelijkse energiebehoefte, 43% van de dagelijkse eiwitbehoefte, 36% van de dagelijkse calciumbehoefte, 76% van de dagelijkse foliumzuurbehoefte, 94% van de dagelijkse vit B12-behoefte, 60% van de dagelijkse vit C-behoefte en 75% van de dagelijkse vit A-behoefte van het opgroeiende kind.

Moedermelk bevat ook een unieke en breedspectrumbescherming aan afweerstoffen die in geen enkele andere voedingsbron teruggevonden wordt. Vergeleken met kinderen die minstens een jaar lang borstvoeding krijgen, hebben kunstgevoede kinderen in het tweede levensjaar maar liefst 19% meer kans op otitis media en verhoogt de kans aanzienlijk dat de ziekte langer dan tien dagen aansleept.

Na de eerste verjaardag neemt de concentratie aan antistoffen in de moedermelk nog verder toe. Kinderen die geen borstvoeding meer krijgen op peuterleeftijd zijn gemiddeld vaker en ernstiger ziek dan kinderen die niet gespeend zijn op twee- en driejarige leeftijd.

Daarnaast werden nog een resem andere nadelen gevonden van niet of slechts kort borstvoeding krijgen:

  • De gemiddelde intelligentie van kinderen is lager als ze niet of minder dan zes maanden borstvoeding krijgen. Dat verschil in intelligentiequotiënt blijft lichtjes verder stijgen naarmate kinderen langer borstvoeding krijgen. Vermoed wordt dat de samenstelling van moedermelk, met name de vetzuren, hiervoor verantwoordelijk is.
  • De kans op obesitas op de leeftijd van zes jaar stijgt naarmate een kind minder dan een jaar borstvoeding kreeg. Hoe minder lang borstvoeding, hoe meer kans op obesitas. Mogelijk wordt dit ook beïnvloed door de manier waarop ouders omgaan met het eetgedrag van hun kind. Moeders die langer borstvoeding geven, laten hun kind ook meer zelf bepalen hoe en hoeveel vaste voeding het eet, waardoor de kans op overeten zich bij deze kinderen minder vaak voordoet.
  • De kans op een adequate ouder-kind-binding is kleiner bij kinderen die niet of slechts kort borstvoeding krijgen. Borstvoeding gaat voor een kindje immers verder dan enkel maar honger en dorst stillen. Het is ook tot rust komen, ontspanning, pijnstilling, angstreductie en een manier om aandacht te vragen.
  • Sommige onderzoeken geven aan dat de kans op mentale gezondheidsproblemen en gedragsstoornissen in de vroege adolescentie hoger ligt bij kinderen die minder dan zes maanden borstvoeding krijgen. Hoe korter de borstvoedingsperiode, hoe meer kans op problemen.

Borstvoeding blijft dus belangrijk, zowel op nutritioneel, op ontwikkelings- als ook op hechtingsvlak, tot ver voorbij de eerste verjaardag en ook wanneer het kindje al aanzienlijke hoeveelheden aan vaste voeding verorbert. Moeders geven vaak aan dat de band met hun kind en het plezier dat zowel moeder als kind beleven aan de borstvoedingsrelatie een belangrijke reden zijn om door te gaan met voeden na de eerste verjaardag en dat ondanks toenemende kritiek vanuit de omgeving.

3. Factoren die de lengte van de borstvoedingsduur kunnen beïnvloeden

3.1 Vaste voeding

Na een half jaar kan vaste voeding geïntroduceerd worden, om tegemoet te komen aan de evoluerende voedingsbehoeften en toenemende eetlust van het kind. Introductie van vaste voeding is echter een vorm van natuurlijk spenen. Vroeger dan zes maanden vaste voeding aanbieden houdt dus het risico in op vroegtijdig stoppen met borstvoeding en kan gezien worden als eersteklas voedsel vervangen door minderwaardig voedsel.

Niet alle kinderen eten vanaf het begin vlot vaste voeding. Rond zes maanden reikt ongeveer de helft van de kinderen naar het eten dat ouders voor hun neus zetten en eet vier op de tien kinderen daar ook daadwerkelijk wat van op. Rond acht maanden is dat aantal al gestegen tot 90%. Veel baby’s gedijen dus ook na de zes maanden goed op enkel en alleen moedermelk. Bloedarmoede is tot op de leeftijd van zeven maanden oud ongebruikelijk bij een kindje dat uitsluitend borstvoeding krijgt en geen vaste voeding eten tot de leeftijd van negen maanden hoeft geen problemen op te leveren, alhoewel medische opvolging wel verantwoord is.

Om de borstvoeding niet in het gedrang te brengen, wordt vaste voeding aangeboden op het tempo van het kind. De ouders of verzorgers bepalen wat een kind voorgeschoteld krijgt en het kind bepaalt zelf wat en hoeveel het daarvan eet. ‘Baby-led weaning’ of vaste voeding aanbieden in stukjes voorkomt daarbij dat kinderen zich gaan overeten en kan op die manier obesitas voorkomen. Stukjes eten is dan ook een uitstekende manier om de borstvoeding niet in het gedrang te brengen. Tot de eerste verjaardag komt vaste voeding immers enkel als extraatje bovenop de moedermelk en zeker niet ter vervanging ervan.

Na de eerste verjaardag vermindert de behoefte aan moedermelk dan geleidelijk aan en breidt een kindje zijn voedingsgamma uit met andere dingen. De balans van borstvoeding als voornamelijk voeding kantelt in de twee daaropvolgende jaren langzaamaan naar borstvoeding als vooral koester- en knuffelmoment op de leeftijd van drie jaar oud.

Echter, ook na de eerste verjaardag voldoet moedermelk nog perfect om de dorstbehoefte te lessen en om tekorten aan te vullen bij een niet uitgebalanceerde bijvoeding. Desondanks is het niet de bedoeling dat moedermelk de vaste voeding langdurig volledig gaat vervangen na een jaar. Daarvoor zijn de nutritionele behoeftes van het kind te groot geworden.

3.2 Werksituatie van de moeder

Borstvoeding met het werkschema combineren speelt een belangrijke rol in de beslissing om borstvoeding af te bouwen. Moeders die langer dan een jaar willen voeden, kunnen dat als een hele uitdaging ervaren van zodra ze hun betaalde job buitenshuis weer aanvangen. Een aantal onderzoeken geven aan dat voltijds werkende moeders met kinderen jonger dan een jaar oud minder geneigd zijn om borstvoeding vol te houden in vergelijking met halftijds werkenden of werkloze moeders. Als we kijken naar de moeders die langer dan drie jaar voeden, dan valt daarbij op dat langvoedsters behoren tot de midden- en hogere klassen, dat ze buitenshuis werken en dat ze hoogopgeleid zijn. Dat betekent dat de socio-economische klasse waartoe iemand behoort meer invloed uitoefent op de lengte van de borstvoedingsperiode dan het aantal uren dat een moeder effectief werkt per week. Daarbij komt nog dat een hoogopgeleide moeder vaak meer ruimte en mogelijkheden heeft om haar job flexibel in te vullen, waardoor de combinatie met langvoeden meer kans op slagen heeft. Mogelijk speelt ook het feit mee dat hoogopgeleiden meer geneigd zijn om zich diepgaander te informeren over de voedings- en opvoedingskeuzes die ze maken en daardoor gemotiveerder zijn om borstvoeding vol te houden.

Hoe langer vrouwen wachten met weer aan het werk te gaan buitenshuis, hoe minder negatieve effecten genoteerd worden voor de borstvoeding. Naast deze lange moederschapsrust, dragen ook on-site kinderopvang, flexibele werkuren, de aanwezigheid van een voed/kolfruimte op het werk en steun vanuit de werkomgeving bij tot het welslagen van de combinatie van werken met borstvoeding geven. Daarnaast houden werkende moeders die exclusief borstvoeding geven, zonder kunstvoeding-suppletie, borstvoeding langer vol dan werkende moeders die borstvoeding combineren met kunstvoeding.

En last but not least: werkende moeders die voor zichzelf de nadruk leggen op de praktische voordelen van borstvoeding geven en die plezier beleven aan het voeden, en daarom borstvoeding niet willen opgeven, geven ook langer borstvoeding.


“The biggest problem a mother faces is coping with people who do not understand why she bothers.”
Lawrence & Lawrence 2005 p. 332

 

© Borstvoeding Aardig 2021


Bronnenmateriaal

Auerbach et al 2010 (4) “Maternal employment and breastfeeding” in Riordan & Wambach (eds) Breastfeeding and human lactation pp. 551-577

al-Bar, M.A. 1986 “Breast feeding and islamic teaching” in Islamic World Medical Journal 1406, pp. 55-57

Borresen, H. 1995 “Rethinking current recommendations to introduce solid food between four and six months to exclusively breastfeeding infants” in J Hum Lact 11 (3) pp. 201-204

Buckley, K.M. 2001 “Long-term breastfeeding. Nourishment or nurturance?” in J Hum Lact 17 pp. 304-312

Cameron K et al. 2011 “Is baby-led weaning feasible? When do babies first reach out for and eat finger foods?” in Matern Child Nutr 1 p. 27-33

Cousens, S. et al 1993 “Prolonged breast-feeding. No association with increased risk of clinical malnutrition in young children in Burkina Faso” in Bull World Health Organ 71 (6) pp. 713–722

de Reede, A. 2008 (7) “Begeleiding bij borstvoeding”

Dettwyler K. 1994 “A time to wean” in Breastfeeding Abstracts 14 pp. 3-4

Dettwyler K. 1995 “A time to wean. The hominid blueprint for the natural age of weaning in modern human populations” in Stuart-Macadam & Dettwyler (eds) Breastfeeding. Biocultural perspectives pp. 39-73

Dettwyler, K. 2004 “When to wean. Biological versus cultural perspectives” in Clin Obstet Gynecol 47 (3) pp. 712-23

Dewey, K.G. et al 1995 “”Differences in morbidity between breast-fed and formula-fed infants” in J Pediatr 126 (5.1) pp. 696-702

Dewey, K.G. 2001 “Nutrition, growth, and complementary feeding of the breastfed infant” in Pediatr Clin North Am 48 (1) pp. 87-104

Dodgson, J.E. & L. Duckett 1997 “Breastfeeding in the workplace. Building a support program for nursing mothers” in AAOHN Journal 45 pp. 290-298

Fein S.B. & B. Roe 1998 “The effect of work status on initiation and duration of breastfeeding” in Am J Pub Health 88 pp. 1042-1046

Fergusson D.M. & L.J. Woodward 1999 “Breast feeding and later psychosocial adjustment” in Paediatr Perinat Epidemiol 2 p.144-157

Fildes, V. 1986 “Breasts, bottles and babies. A history of infant feeding”

Fisher, J.O. et al 1999 “Breast-feeding through the first year predicts maternal control in feeding and subsequent toddler energy intakes” in J Am Diet Assoc 100 (6) pp. 641–646

Goldman A. et al 1983 “Immunologic components in human milk during the second year of lactation” in Acta Paediatr Scand 72 pp. 461-462

Hamosh, M. 2001 “Bioactive Factors in Human Milk” in Pediatric Clinics of North America 48 (1) pp. 69-86

Hervada, A.R. & D.R. Newman 1992 “Weaning. Historical perspective, practical recommendations, and current controversies” in Curr Probl Pediatr 22 (5) pp. 223-240

Isaacs E.B. et al 2010 “Impact of breast milk on intelligence quotient, brain size, and white matter development” in Pediatric Research 67 (4) pp. 357-362

Jackson, K.M. & A.M. Nazar 2006 “Breastfeeding, the immune response, and long-term health” in J Am Osteopath Assoc 106 (4) pp. 203-207

Kendall-Tackett, K.A. & M. Sugarman 1995 “The social consequences of long-term breastfeeding” in J Hum Lact 11 (3) pp. 179-183

Kramer et al 2008 “Breastfeeding and child cognitive development. New evidence from a large randomized trial” in Arch Gen Psychiatry 65 (5) pp. 578-584

Labbok, M. et al 2004 “Breastfeeding: maintaining an irreplaceable immunological resource” in Nat Rev Immunol 4 pp. 565 – 572

Lawrence, R. & R. Lawrence 2005 (7) “Breastfeeding. A guide for the medical profession”

Lindberg, L.D. 1996 “Women’s decisions about breastfeeding and maternal employment” in J Marr Fam 58 pp. 239-251

Lothrop, H. 1998 (22) “Borstvoeding. Ja, natuurlijk”

Mandel, D. et al 2005 “Fat and energy contents of expressed human breast milk in prolonged lactation” in Pediatrics 116 (3) pp. 432-435

Mohrbacher, N. & J. Stock 2005 “Handboek lactatiebegeleiding”

Oddy, W.H. et al 2010 “The long-term effects of breastfeeding on child and adolescent mental health. A pregnancy cohort study followed for 14 years” in J Pediatr 156 (4) pp. 568-74

Oddy, W.H. et al 2011 “Breastfeeding Duration and Academic Achievement at 10 Years” in Pediatrics 127 (1) pp. 137-145

Onyango, A. W. et al 1999 “Continued breastfeeding and child growth in the second year of life: a prospective cohort study in western Kenya” in The Lancet 354 (9195) pp. 2041-2045

Onyango A. W. et al 2002 “The contribution of breast milk to toddler diets in western Kenya” in Bull World Health Organ 80 (4) pp. 292–299

Ortiz, J. et al 2004 “Duration of breast milk expression among working mothers enrolled in an employer-sponsored lactation program” in Pediatr Nurs 30 pp. 111-119

Piper, S. & P.L. Parks 2005 “Predicting the duration of lactation. Evidence from a national survey” in Birth 23 pp. 7-12

Pisacane A. et al 1995 “Iron status in breast-fed infants” in J Pediatr 127 (3) pp. 429-431

Rapley, G. 2006 “Baby-led weaning, a developmental approach to the introduction of complementary foods” in Hall & Dykes (eds) Maternal and infant nutrition and nurture. Controversies and challenges pp 275-298

Riordan, J. & K. Wambach (eds) 2010 (4) “Breastfeeding and human lactation”

Roe, B. et al 1999 “Is there competition between breast-feeding and maternal employment?” in Demography 36 pp. 157-171

Rogan, W.J. & B.C. Gladen 1993 “Breast-feeding and cognitive development” in Early Hum Dev 3 pp. 181-193

Segawa M. 2008 “Buddhism and breastfeeding” in Breastfeed Med 2 pp. 124-128

Short R.V. 1984 “Breast feeding” in Sci Am 250 pp. 35-41

Stuart-Macadam, P. & K.A. Dettwyler 1995 “Breastfeeding: Biocultural Perspectives”

Sugarman, J. & K.A. Kendall-Tackett 1995 “Weaning ages in a sample of American women who practice extended breastfeeding” in Clin Pediatr 34 pp. 642-647

Van den Boogaard C. et al 1991 “The relationship between breast-feeding and early childhood morbidity in a general population” in Family Medicine 23 pp. 510-515

Von Kries, et al 1999 “Breast feeding and obesity: cross sectional study” in BMJ 319 (7203) pp. 147–150

Weijers-Teerling 2008 (4) “Borstvoeding. Handleiding voor de zorgverlener”

WHO 2001 “The optimal duration of exclusive breastfeeding. A systematic review”

WHO & Unicef 2003 “Global strategy for infant and young child feeding”

Witters-Green, R. 2003 “Increasing breastfeeding rates in working mothers” in Fam Sys Health 21 pp. 415-434

Ash, B. 2013 “Evolution of breastfeeding as a public health issue” geraadpleegd op 09/04/2013 van http://www.health-e-learning.com/courses/breasted/10-be10

Dettwyler, K. 1999 “A natural age of weaning” geraadpleegd op 04/04/2013 van http://www.kathydettwyler.org/detwean.html

Fisher, D. et al 2013 “Breastfeeding after the first week” geraadpleegd op 09/04/2013 van http://www.health-e-learning.com/courses/breasted/7-be07

Greiner, T. sd “Sustained breastfeeding, complementation, and care” geraadpleegd op 05/04/2013 van http://archive.unu.edu/unupress/food/8F164e/8F164E06.htm

Kellymom 2011 “Breastfeeding past infancy. References” geraadpleegd op 04/04/2013 van http://kellymom.com/ages/after12mo/ebf-refs/

Smith, L.J. 2009 “Is there any point in breastfeeding longer than a year?” geraadpleegd op 04/04/2013 van http://www.bflrc.com/ljs/Breastfeedingbeyondayear.htm

Townsend, E. & N. J. Pitchford 2012 “Baby knows best? The impact of weaning style on food preferences and body mass index in early childhood in a case–controlled sample” geraadpleegd op 05/05/2013 van http://bmjopen.bmj.com/content/2/1/e000298.full

WHO 2013 “Global Strategy for Infant and Young Child Feeding” geraadpleegd op 04/04/2013 van http://www.who.int/nutrition/topics/global_strategy/en/index.html

Vroedvrouw

“Mammaah, waar gaan we ei’lijk naartoe?” hoor ik mijn peuterdochtertje vragen in het fietsstoeltje voor me.
“We gaan naar een vroedvrouw” antwoord ik. “Dat is een mevrouw die met mama’s en kleine babytjes werkt.”

Ze draait zich half naar me om en kijkt me bedenkelijk aan. “Wat gaan we daar dan doen? … Jij werkt ook met babytjes…”

Juist, het verschil tussen een lactatiekundige en een vroedvrouw…
“We gaan een pakje brengen, met kaartjes. Die mevrouw heeft daar naar gevraagd.” leg ik uit terwijl ik haar straat in fiets: “Ik werk met mama’s en kleine kindjes die mamamelk krijgen. Met babytjes, en peutertjes… of kleuters. En die mevrouw, die werkt met mama’s die een babytje in de buik hebben. Of mama’s die een babytje hebben dat pas geboren is.”

“Krijgen die babytjes mamamelk?” vraagt ze nieuwsgierig.
“Nee, niet allemaal. De meeste wel. Die mevrouw werkt ook met mama’s waarvan het kindje geen mamamelk krijgt.”
“Alle kindjes krijgen mamamelk!!” roept ze verontwaardigd.
Ik zwijg.

“Mammaah… Als ik later een mama ben en een baby in de buik heb…”
Ik bedenk dat de stem die ik enkele dagen geleden aan de telefoon hoorde, nog erg jong klonk. Een snelle berekening zegt me dat mijn dorpsgenote nog wel aan de slag zal zijn als zelfstandige vroedvrouw tegen dat mijn peuterdochtertje volwassen is. Dus ik vul aan: “Dan kan het zijn dat die mevrouw voor jou komt zorgen.”

“En… als die baby dan uit de buik is…”
“Dan ga jij een prachtige borstvoedingsmama worden!” denk ik bij mezelf.
“Dan geef ik die mama tinkeh!” zegt ze overtuigd. “Totdat mijn baby een peuter is!”
Ik glimlach… Had geen ander antwoord verwacht.

“Maar… als ik dan geen…” Ze maakt haar zin niet af. Twee bezorgde donkere oogjes kijken schuin naar me op. Borstvoeding is belangrijk voor haar… “Dan zal die mevrouw je wel helpen.” sus ik “Of ik.”

“Oké… En dan mag die baby, die peuter, bij mij slapen… In mijn bed! … En in de draagdoek!”

© Borstvoeding Aardig 2021

Opgetinkt

Mijn ruim driejarige peuter heeft een vast avondritueeltje. Vlak voor het slapengaan wil ze borstvoeding. De rest van de dag of nacht vraagt ze niet meer naar de borst. Maar dat slapengaan, dat is haar moment. Een ritueel waaraan ze blijft vasthouden.

Op een avond…

“Mammaah… De borsten zijn op…” zegt mijn dochter teleurgesteld, nadat ze de borst op het einde van de voeding losgelaten heeft.
Ik antwoord: “Ja, schat, dat komt omdat jij groter wordt, hè… Hoe groter jij wordt, hoe minder mamamelk er is.” Ik geef haar liefdevol een kus op haar haartjes en denk bij mezelf: “En over een half jaar is er helemaal niets meer.”

Ze lijkt mijn gedachten te kunnen lezen, want haar blik wordt triest. Ik pak haar wat steviger vast en probeer haar op te beuren: “Maar dan kan je nog wel héél veel knuffels krijgen van mama, hoor.”
Ze kijkt bedenkelijk… “Nee, mama!” en ze legt in kleutertaal het principe van vraag en aanbod uit: “Ik ben nog een beetje kleiner, dan kan ik drinken. Als ik veel drink, is er mamamelk. Ik ben níet groot! Ik drink mamamelk! Er is mamamelk als ik drink!”

Ze denkt even na, twijfelt en zegt mijmerend: “Ik denk… Ik ben al een beetje groter nu. Ik denk… Ik denk dat ik al de mamamelk heb opgetinkt.”

© Borstvoeding Aardig 2021

Omgaan met een baby die veel huilt

Help me!

Troosten

  • Borstvoeding
  • In jouw nabijheid
  • Voorspelbaarheid en prikkelreductie
  • Slow motion
  • Entertainment
  • Aanvaarding
  • Als troosten niet werkt…

Positieve effecten van aanraking

Verwennen

Baby die veel huilt

Als het niet meer gaat…

  • Moedergevoel
  • Adempauze
  • Agressie
  • Veranderingen
  • Afschermen

Omgeving en support

Inspiratiebronnen en bronvermelding


Help me!

Als een mens huilt, is ie van streek. Het is een manier om te vertellen dat er wat scheelt.

Bij een babytje kan dat vanalles zijn… Honger of dorst, een vuile luier, koude of net te warm, eenzaamheid, verveling of net te veel prikkels, ergens van geschrokken zijn, het buikje dat van streek is, pijn of een ander ongemak. Als een kindje huilt, wil het eigenlijk maar één ding zeggen: “Help me!”

Troosten

Borstvoeding

Geef je borstvoeding, dan is je kindje allicht snel getroost met een slokje mamamelk. Bij honger kan je je volste borst aanbieden. Heb je de indruk dat je kindje niet echt honger of dorst heeft. Maar heeft ie wel zuigbehoefte? Geef dan je leegste borst. De borst dus waaraan je kindje het laatst gedronken heeft. Zo kan je babytje troost zoeken bij jou, maar krijgt ie geen hele sloten melk meer te slikken.

Kijk zeker na hoe je kindje aan de borst ligt. Let op de vijf basisprincipes bij borstvoeding:

  • jijzelf leunt ontspannen lichtjes achterover,
  • baby’s buikje ligt heel dicht tegen jouw buik aan,
  • je tepel ligt ter hoogte van je baby’s neus voor het aanhappen,
  • de oortjes, schouders en bekken van de baby liggen in elkaars verlengde (geen gedraaid hoofdje) en
  • er ligt geen hand, vingers of kussen achter baby’s schedeltje.

Lijkt het alsof je babytje jou afwijst tijdens de borstvoeding? Zet ie zich schrap en duwt hij zich van je weg? Raadpleeg dan een lactatiekundige. Zij kan je helpen om de oorzaak van dit gedrag te achterhalen. En de borstvoeding weer lekker te laten lopen.


Mijn baby huilde heel veel, maar was wel snel getroost als we haar oppakten. Wij hadden dus geen huilbaby, maar een pakkebaby.”
 

In jouw nabijheid

De meeste babytjes worden rustig als je hen oppakt. Rechtop, leunend tegen jouw schouder of borst aan, vinden veel kindjes een fijne houding. Rustig heen en weer wandelen, zachtjes zingen of over het rugje wrijven kan daarbij extra geruststellend zijn.

Houd je kindje zo veel mogelijk dicht bij jou. Heb je graag je handen vrij, dan kan een draagdoek praktisch zijn. Jouw nabijheid, je geruststellende hartslag en ademhaling, je geur en zachte bewegingen maken je kindje rustig. En ook op reflux en krampjes heeft het een positief effect. Is je liefje moe? Dan kan het heerlijk gerust bij jou in slaap soezen. Zonder dat jij heen en weer hoeft te lopen naar zijn box of wiegje. Daarnaast is een draagdoek ook gewoon een handig ding om geen enkel hongersignaal over het hoofd te zien.

Ook ’s nachts kan je je kindje bij je laten slapen. In een cosleeper bijvoorbeeld. Je kindje is dan binnen handbereik. En kan getroost worden vooraleer de sirene op stand 10 gaat. Wat ook rust kan brengen voor de overige gezinsleden. Bovendien hoef je voor dat troosten niet eens je bed uit. Wat de nachten ook voor jou minder zwaar maakt. Geef je borstvoeding, dan is zelfs je voeding kant-en-klaar. Lekker makkelijk! Ben je ongerust over je liefje? Dan doe je gewoon een oog half open. En je bent binnen de seconde gerustgesteld dat alles nog goed gaat met je schattebol.

Tot slot kan massage kan voor sommige huilertjes een wondermiddel zijn. Het huidcontact, de aandacht en het rustgevende van de massagebewegingen kunnen van je kleintje een heel andere baby maken. Babymassage is een cursus die in veel gemeentes gegeven wordt. Ga eens na waar je bij jou in de buurt zo’n cursus kan volgen. Zowel je babytje als jijzelf zullen er deugd aan beleven!

Voorspelbaarheid en prikkelreductie

Sommige kindjes zijn gebaat bij regelmaat en voorspelbaarheid. Dat betekent niet dat je borstvoeding moet gaan geven op schema. Integendeel zelfs! Borstvoeding geef je zo veel mogelijk op verzoek! Maar al de rest daar omheen kan je wel voorspelbaarder maken. Enkele tips:

Zo veel mogelijk voeden op dezelfde plaats of op dezelfde manier bijvoorbeeld. Sommige moeders hebben (onbewust) een heel ‘voedingsritueel’. Met steeds terugkerende handelingen, woorden of spulletjes.

Ze hebben een vaste voedplek in huis, die enkel daarvoor gebruikt wordt. Ze neurieën telkens een bepaald melodietje. Of zijn gewend om eerst een aantal dingen klaar te leggen, zoals zoogcompressen, een tijdschrift of een drankje, vooraleer te starten met voeden. Babytjes zijn al geruster als dat ritueeltje start. Ze weten dan wat er komt.

Je kan dingen in dezelfde volgorde gaan doen. Elke voeding starten met een luierwisseling bijvoorbeeld. Of na elke borstvoeding rondwandelen met je kleintje. En een slaapliedje zingen.

Ook vaste tijdstippen voor steeds terugkerende dingen kunnen rust brengen. Denk bijvoorbeeld aan een wandeling enkel op de middag. Het badje telkens ’s avonds. Of supermarktbezoeken altijd in de ochtend. Die terugkerende “rituelen” zijn voorspelbaar. En kunnen je kleintje rustiger maken.

Prikkelreductie is ook zo’n toverwoord. Het betekent dat je je kindje niet te veel prikkels tegelijkertijd laat verwerken. Bijvoorbeeld slechts één uitstapje per dag plannen. Elke activiteit buitenshuis geldt dan als uitstapje. Dus ook die koffie bij de buren of het wekelijkse supermarktbezoek.

Tijdens ‘verplicht’ drukke momenten, zoals een familiebezoek of de babyborrel, kan je je kindje in de draagdoek houden. Zo blijft ie wat afgeschermd van alle commotie. Een draagdoek dempt immers de binnenkomende prikkels. Bovendien is het voor je kindje geruststellend om in alle drukte dicht bij jou te zijn. En misschien vind jij het ook wel prettig om je liefje op zulke momenten dicht bij jou te hebben.

Slow motion

Even in slow motion leven kan ook rust brengen. Zowel voor jou als voor je kindje. Laat dat stof op de kasten even voor wat het is. Dweilen hoeft niet elke dag. En eenvoudige eenpansgerechten zijn even lekker als een driesterrenmenu. Heb je geen zin in kraamvisite? Bel die dan af! Ben je te moe om te strijken? Strijk dan niet. Die ene plooi in je shirt ziet toch geen mens…

Ga regelmatig gewoon op de bank hangen. Met je babytje dichtbij. Vraag je partner er even bij en kruip dicht tegen hem/haar aan. Probeer samen te genieten van jullie kleine wondertje. En laat de boel verder de boel. Leg de telefoon van de haak en sluit de rolluiken of gordijnen. Gewoon even “us-time” en lekker coccoonen.

Slow motion kan je ook toepassen bij je babytje. Als je kindje erg huilt, kan je kijken hoe hij reageert als je steeds hetzelfde rustgevende liedje zingt of neuriet. En als je al je bewegingen gaat vertragen.

Van snelle of hoekige handelingen wordt je liefje misschien onrustig. Probeer daarom eens een draagdoek uit. Jouw dagdagelijkse bewegingen bieden precies het juiste ritme en de kadans die je liefje gewend is van in de buik. Veel babytjes worden rustig van dat zachte en afgeronde gehots.

Heb je het gevoel dat je kleintje juist onrustig wordt in een doek? Raadpleeg dan een draagconsulente. Zij kan je tips op maat geven om het dragen aangenamer te maken.

Entertainment

Sommige kindjes huilen dan weer net uit verveling. Wat “entertainment” in hun leven kan dan helpen. Kleine baby’s kijken graag naar bewegende dingen. Duur speelgoed is daarbij zelfs niet nodig… Wapperende was aan de waslijn kan heel interessant zijn voor zo’n uk. Dat geldt ook voor een vogelvoederplaatsje aan het keukenraam. Voorbijgaand verkeer aan het raam van de straatzijde. Een aquarium met kleurrijke vissen. Of iemand die aan het stofzuigen is, de vaatwasser uitlaadt of een ander huishoudelijk klusje klaart. Daar waar sommige kindjes horendul worden van veel drukte of lawaai, vinden anderen dat net uiterst interessant.

En zelfs kleine baby’s zijn perfect in staat om te vertellen als het hen te veel wordt. Ze doen dat door simpelweg weg te kijken of te gaan fronsen. Dan is het tijd voor wat anders. Iets rustigers, een borstje of een dutje bijvoorbeeld.

Heb je een nieuwsgierig aagje in huis? Doe dan uitstapjes waar jij je prettig bij voelt. Pak je kleintje dan zeker mee. Gaan winkelen, een boswandeling maken of koffie drinken met vriendinnen. Zit je liefje in een draagdoek? Dan kan ie zijn oogjes sluiten en een dutje doen wanneer ie maar wil. En ook de borst is vlakbij. Lekker makkelijk!

Veilig en geborgen, dicht bij mama, zijn de meeste babytjes en peuters best bereid om mee mama’s wereld te verkennen!

Aanvaarding

Het klinkt misschien een beetje gek, maar probeer het huilgedrag van je kindje ook te aanvaarden. Veel huilen is immers een fase die ooit overgaat! Soms helpt het als je je neerlegt bij de situatie. En niet krampachtig probeert om je kindjes gedrag te veranderen. Jonge kinderen ‘moeten’ zoveel: dag en nacht-ritme aanleren, zelf inslapen, eten op vaste tijden, niet knoeien aan tafel, leren kruipen en lopen, praten, potjestraining, zich gedragen tijdens uitstapjes, …

Soms is een babytje gewoon nog niet toe aan iets nieuws. Ook al zegt de maatschappij dat je liefje iets ‘moet’, blijf vooral naar je kind zelf kijken! En probeer zijn tempo te volgen in plaats van hem iets op te leggen. De baby- en peutertijd is geen wedstrijd. En onze kinderen zijn niet allemaal wonderkids. Maar uniek zijn ze wel. Allemaal!

Als troosten niet werkt…

Helpen bovenstaande tips niet? Raadpleeg dan een lactatiekundige en/of een kinderarts. Om samen naar oorzaken van het huilgedrag te zoeken. En lichamelijke oorzaken uit te sluiten. Met hulp zoeken is niets mis!

De positieve effecten van aanraking

Aanraking maakt een kindje rustig. Vergelijk het met een troostende arm om je schouder als jij verdrietig bent. Je voelt je veilig en geborgen. Er is iemand bij je, die je steunt en motiveert.


Mijn dochter vertelde bij de aanvang/introductie van haar opleiding tot pedagoog: “Hallo, ik ben D. Als mijn moeder mij niet zoveel had gedragen was ik een huilbaby geweest.”
 

De mens is en blijft een sociaal wezen. Van eenzaamheid worden we ongelukkig. Dat is met kleine kindjes niet anders…

Alle basisbehoeftes zijn voldaan als een baby of peuter in mama’s armen ligt:

Voeding is vlakbij. Ligt een babytje bij mama, dan kan ie zelf zonder veel moeite tot bij mama’s borst geraken. Is er veel bloot vel tussen beide, dan gaat dat zelfs nog sneller. Maar ook als je een shirt draagt, weten kindjes vaak je tepel te vinden. En happen door je kleding op de juiste plek aan. Een duidelijker hongersignaal is er niet! ;-)

De warmte van jouw lichaam zorgt ervoor dat je kindje op temperatuur blijft. Jouw borsten passen zich zelfs aan aan de lichaamstemperatuur van je liefje! Heeft ie het te warm, dan koelen ze hem af. Heeft je kindje het te koud, dan warmen je borsten hem op bij rechtstreeks huid-op-huidcontact.

Aanraking vermindert ook stress. Zowel bij jou als bij je kindje. Jullie maken beiden een hormoon aan dat een ontspannen gevoel geeft. Aanraking maakt een mens gelukkiger. Dat geldt voor volwassenen, maar zeker ook voor kinderen!

Jouw geur, je ademhaling, hartslag en het geborgen gevoel van armen om zich heen stellen je kindje gerust. In iemands armen liggen betekent troost en veiligheid voor je liefje!

Aanraking stimuleert ook de hersenontwikkeling bij jonge kinderen. Je liefje heeft knuffels en liefkozingen nodig om goed te kunnen groeien! Babytjes worden immers geboren met onvolgroeide hersenen. Door de dichte nabijheid bij een ouderfiguur krijgen zijn hersenen optimaal de kans om zich verder te ontplooien. Kinderen weinig dragen en liefkozen, belemmert dus hun emotionele en zelfs cognitieve ontwikkeling.

Kinderen die zich geborgen voelen, hebben meer zelfvertrouwen. Ze weten dat er altijd een ‘veilige haven’ binnen handbereik is. Vanuit die wetenschap durven ze de wereld te gaan ontdekken. Loopt het mis, dan is er altijd troost en bescherming te vinden in mama’s of papa’s armen. Dat geeft hen een veilige basis, waardoor ze geruster op verkenning gaan.

Verwennen

Je kunt jonge kindjes niet verwennen door hen veel te knuffelen! Mensen zijn zoogdieren, die leven van aanraking en nabijheid. Gebrek aan aanraking en liefkozing maakt een mens ongelukkig…

Het is voor je kleintje daarom heel onnatuurlijk om ergens alleen te liggen, zonder mensen om zich heen. Laat je je kindje in zijn eigen bedje en kamertje slapen, dan is de kans groot dat ie gaat huilen. Dat komt omdat er dan een lichamelijk alarmmechanisme in gang wordt gezet. Alleen liggen betekent immers gevaar! Zo’n klein patatje beseft immers niet dat wij nu in veilige huizen wonen. En dat mama en papa vanop afstand hun liefje via de babyfoon in de gaten houden. Heeft een babytje het gevoel dat er niemand in de buurt is, dan roept ie om hulp. Letterlijk. Omdat ie instinctief het gevoel heeft dat er wel eens roofdieren op de loer kunnen liggen… Pas als er iemand komt die hem oppakt en troost, voelt ie zich weer veilig. Want dan weet ie dat die persoon hem zal verdedigen tegen welk gevaar dan ook. Als babytjes huilen, vragen ze dus vooral om troost, bescherming en veiligheid. In iemands armen. En liefst in die van hun mama. Want dan is er ook nog eens lekkere melk binnen ‘handbereik’! :-)

Aanraking, lichaamscontact en gelaatsuitdrukkingen zijn voor babytjes een natuurlijk communicatiemiddel. Door om te gaan met anderen leren ze om zich adequaat te uiten. En om uitingen van anderen te interpreteren. Babytjes kijken, voelen, luisteren en bootsen na. Zo ontwikkelt taal zich! Niet alleen de verbale, maar ook de non-verbale taal. Laat je je kindje vaak alleen, dan kan het zijn dat je daarmee zelfs onbewust zijn communicatieve ontwikkeling vertraagt.

Baby die veel huilt

Een baby die veel huilt wordt vaak een huilbaby genoemd. Van overmatig huilen wordt gesproken als je baby

  • drie uur of meer per dag huilt,
  • al minstens drie dagen na elkaar en
  • dat al drie weken lang.

En je kindje is daarbij schijnbaar niet te troosten.

Huilt je borstgevoede kindje erg veel? Zoek dan hulp bij een kinderarts én een lactatiekundige!

Als het niet meer gaat…

Iedereen lijkt te weten wat er met je kindje aan de hand is. Behalve jijzelf. Je wordt overspoeld door (vaak ongevraagde) tips en ervaringen. Veel van die goedbedoelde adviezen heb je al lang uitgeprobeerd… En niets lijkt echt voor langere tijd te werken. Het enige dat je eigenlijk wil is… rust! En een beetje begrip, zonder oordeel of advies.

Moedergevoel

Je krijgt veel tegenstrijdige adviezen. Je ‘moet’ als moeder schijnbaar vanalles… Wel, eigenlijk moet je maar één ding… En dat is naar je kindje kijken en naar jezelf luisteren! Als de hele wereld je vertelt dat je je kindje in zijn wiegje moet laten liggen en jij het gevoel hebt dat je het bij je wil houden, pak je kindje dan bij je. Als iedereen je zegt dat huilen geen kwaad kan, maar jij het gevoel hebt dat je kindje getroost wil worden, troost het dan. Als je voor de honderdste keer de vraag krijgt of het nu alweer etenstijd is, maar jij de indruk hebt dat je kindje een slokje mamamelk wil, leg hem dan gewoon aan. Als je van overal hoort dat kinderen in hun eigen kamertje moeten leren slapen, maar jij enkel gerust bent als je kindje naast jou slaapt, laat die wieg of cosleeper dan maar gewoon naast jouw bed staan.

Er zijn duizenden boeken geschreven over de voeding en opvoeding van kinderen… Onnoemelijk veel specialisten hebben zich in de materie verdiept. Maar weet dat de echte expert van jouw gezin… jijzelf bent! Regels en adviezen over voeding en opvoeding zijn richtlijnen, geen dwangbuizen…

Adempauze

Het is normaal dat je af en toe even tijd wil voor jezelf. Zonder je kindje erbij. Elke moeder snakt wel eens naar een adempauze. Al is het maar een uurtje…

Laat iemand anders even op je liefje passen. En doe iets wat jij zelf leuk vindt. Iets waar je echt van geniet! Ga eens uitgebreid in bad, lees een boek, schilder, speel muziek, maak een puzzel, ga winkelen, sporten, lekker eten, whatever. Iets waar jij weer even centraal staat en niet je kindje.

Agressie

Heb je het gevoel dat je je kindje soms wat aan kan doen? Negeer dat alarmsignaal dan niet. Het kan helpen om over je woede en frustratie te praten met een vertrouwenspersoon. Erover vertellen kan ervoor zorgen dat je je negatieve gevoelens beter kan plaatsen. En een uitweg ziet uit die vicieuze cirkel van stress en spanningen.

Je woede uitwerken op je kindje is natuurlijk not done. Maar je kan je liefje wel even in de armen van iemand anders duwen. En je frustratie afreageren op een andere manier: spitten in de moestuin, de struiken snoeien, brood kneden, dweilen, stofzuigen, gaan hardlopen, enzovoort.

Weet dat zelfs de meest liefhebbende ouder zijn kind wel eens achter het behang wil plakken… Gevoelens van woede, onmacht, frustratie of onzekerheid zijn normaal. Het is enkel kwestie van ermee leren omgaan.

Veranderingen

Moeder worden brengt een grote verandering met zich mee. Misschien zijn er, samen met de komst van de baby, nog andere zaken veranderd? Jullie zijn misschien net verhuisd of nog volop bezig met de bouw van jullie droomhuis. Je bent tijdelijk gestopt met werken buitenshuis of op zoek naar een andere baan. Je tevoren zo makkelijke oudste zit net nu in de peuterpuberteit… Enzovoort.

De komst van een babytje is zelden de enige verandering in het leven van jonge ouders. Je hebt zoveel aan je hoofd dat er bijna geen tijd meer overblijft voor andere zaken dan de baby. Laat staan voor jezelf… Dat alles maakt dat er momenten kunnen zijn dat je je gespannen, gefrustreerd of onzeker gaat voelen. Misschien heb je wel het gevoel dat je je greep op de dingen een beetje kwijt bent?

Het prille ouderschap is enorm vermoeiend. Zeker als je kindje veel huilt!


Als ouders van een baby die veel huilde hebben wij hier aan den lijve kunnen ondervinden dat een kind dat veel huilt enorm belastend is voor zowel het kind zelf, als de ouders en de rest van het gezin… De impact van maandenlang durend extreem huilgedrag op het welbevinden van alle gezinsleden, en dus niet alleen op de baby in kwestie, is moeilijk uit te leggen aan mensen die er geen ervaring mee hebben. Oververmoeidheid en het gevoel van machteloosheid breken na een tijdje echt op. Je voelt je verdrietig en hulpeloos. Er is iets mis met je kind. En je weet niet wat het is. Of hoe je het kan helpen. En na een tijdje merk je dat alle gezinsleden stilletjes mee lijden onder de hele situatie. Geef je borstvoeding, dan is het onbegrip in de omgeving heel groot, want “Met flesvoeding en vroegtijdig bijvoeden is het zo opgelost.” Iets wat uiteraard NIET zo is, dat wisten wij ook wel… Maar met dergelijke uitspraken wordt er impliciet wel gezegd dat je eigenlijk niet goed bezig bent als ouder, dat je zelf oorzaak bent van het probleem.  

Afschermen

Voortdurend dat schelle gekrijs in je oren, kan je horendul maken. Zelfs als de baby niet huilt, blijft dat schreeuwen misschien in je hoofd klinken… Als een nagalm die maar niet weg lijkt te gaan. Op de ergste huilmomenten kan het helpen om jezelf even “af te sluiten” van het gehuil.

Als je met je kindje bezig bent, kan je bijvoorbeeld met een hoofdtelefoon met muziek op je hoofd het huilen van je kindje een beetje dempen. Wellicht word je daar zelf ook rustiger van. En misschien neemt je babytje die ontspanning dan op de duur over.

Ademhalings-, ontspannings- of meditatie-oefeningen kunnen je ook rustiger maken.


Mijn jongste was soms met niets, maar dan ook met niets, te troosten… Erg frustrerend! Het enige wat dan hielp was papa met de oudste kinderen beneden achterlaten en ik die met de baby boven op de kamer in de hangmat ging liggen. Alleen en in het donker, met een gillende stijve plank op mijn blote borst… Dan probeerde ik om, via meditatie, mijn oren af te sluiten van het gekrijs en zoveel mogelijk zelf te ontspannen. Soms duurde het wel een half uur vooraleer die stijve plank op mijn blote borst ook wat ontspande en nog nasnikkend en snuffelend op zoek ging naar de borst. Als die kleine pruts dan uiteindelijk een tepel te pakken had en vol overgave begon te drinken, was de ontlading bij mij vaak groot. Hoe meer melk mijn baby bij elke nieuwe slok binnenkreeg, hoe rijkelijker de opluchtende tranenvloed bij mij stroomde. 

Omgeving en support

Heb je een gezin in je naaste omgeving met een baby die veel huilt? Dan is het belangrijkste vooral om begrip te hebben voor de situatie. Ouders van een overmatig huilende baby hebben vaak geen behoefte aan ongevraagde tips of adviezen. Waarschijnlijk hebben ze al vanalles geprobeerd. En is er schijnbaar niets dat lijkt te werken…

Bied een luisterend oor aan, zonder te gaan oordelen. Heeft je vriendin of kennisje nood aan tips of adviezen, wacht dan tot ze daar zelf om vraagt.

Misschien heb je het gevoel dat jij echt dé gouden tip kent om hun situatie te verbeteren? Dat kan! Vertel dan één keertje wat je weet. En laat het verder los. Ouders kiezen zelf of ze met het aangebodene wat doen of niet. En anderen hebben niet noodzakelijk dezelfde opvoedingsvisie als jij…

Wat allicht meer dan welkom is, is wat praktische hulp. Dingen die wat rust brengen in de tent. Of werk uit handen nemen van de vermoeide ouders:

  • eens koken voor het gezin,
  • de oudere broertjes of zusjes mee nemen op een uitstapje,
  • even babysitten,
  • wat huishoudelijke klusjes klaren of
  • vragen met welke praktisch dingetjes je kan helpen.

Probeer de mama ook uit haar isolement te halen. Wat menselijk contact kan wonderen doen. Zoek bijvoorbeeld samen met haar een moedergroep in de buurt. Of nodig haar uit voor een wandeling of uitje. De buitenlucht kan goed doen. Zowel voor de baby als voor de mama. En gesprekken komen sneller los tijdens een ontspannen uitstapje. Bovendien slapen babytjes makkelijker in de buitenlucht. En als de kleine uk geen zin heeft in slapen, dan kan jij hem misschien even kort overnemen van de mama.


Het enige dat écht geholpen heeft, is de buurvrouw die onbevooroordeeld vaststelde: “Ze huilt veel, hè?” En me aansprak: “Meisje, als het niet meer gaat, weet dat je haar altijd mag brengen, op elk moment van de dag of de nacht.” Weten dat er een back-up voorhanden is, moest het nodig zijn, zonder oordeel, tips of adviezen… Die geruststelling heeft ons er doorheen gesleept en ons de kracht gegeven om door te gaan.  

Inspiratie en bronnenmateriaal

Inspiratiebronnen

  • De moeder-en-kind-koppels waar ik dagelijks mee in contact kom
  • Nils Bergman
  • Sheila Kitzinger

Met dank aan Marianne Vanderveen-Kolkena (IBCLC) en Gonneke Van Veldhuizen-Staas voor het nalezen van dit artikel!

Gebruikte bronnen

St James-Roberts, I. et al 2006 “Infant crying and sleeping in London, Copenhagen and when parents adopt a ‘proximal’ form of care” in Pediatrics 117 (6) pp. 1146-1155

Zeifman D.M. 2001 “An ethological analysis of human infant crying: answering Tinbergen’s four questions” in Dev Psychobiol 39 pp. 265-285

https://borstvoeding.aardig.be/bronvermelding/handboeken/
https://borstvoeding.aardig.be/bronvermelding/websites/

Post scriptum
Omwille van privacy-redenen staan er geen namen bij de getuigenissen. De identiteit van de schrijfsters is echter wel bekend bij de redactie.

© Borstvoeding Aardig 2021

Batterij

Na twee lange werkdagen, waarbij ik telkens al om 6u de deur uit was en pas na 19u weer thuiskwam, sta ik aan het begin van een vrije middag. Uitslapen tot 8u en in pijama lekker lang ontbijten, dat is genieten!

Maar niet vanochtend… Terwijl ik  de trap afdaal komt het gezeur me al tegemoet. De jongste heeft duidelijk een woelige nacht achter de rug. Ze ziet er alles behalve uitgeslapen uit. De cornflakes die ze voorgeschoteld krijgt, wordt onthaald op een vies gezicht. Ze eist een boterham… met boter! Haar melk stoot ze om, waarna een huilbui volgt. Nog nasnikkend weigert ze even later haar jas aan te doen. Ze wil haar regenboogjas, niet deze! En die laarsjes die papa haalt, die zijn ook niet goed…

Papa zucht en manoeuvreert de oudsten alvast de auto in. Ondertussen zak ik door mijn knieën en ga naast peuterlief op mijn hurken zitten. Ze strekt haar armpjes uit en legt haar hoofdje in mijn hals. Ik geef haar een knuffel en vraag: “Ben je nog een beetje moe?” Ze snikt: “Jahaah… Mammaah?… Ik wil graag mama tinkeh…”

Ik besef dat ze de voorbije 48u hoop en al een tweetal snelle borstslokjes gekregen is. Dus ik laat haar al staand even bij me drinken.

Als papa terug binnenkomt om de jongste op te halen, kruist een vrolijk huppelend peutermeisje hem bij de deur. Ze roept: “Ik ga naar school!” en kruipt enthousiast de auto in. Papa kijkt haar verbaasd na. Hij geeft me een afscheidskus en zegt zachtjes:

“Kids are rechargeable.”

© Borstvoeding Aardig 2021

Tut

Vrijdagnamiddag. De school is bijna uit. Ik loop over de schoolparking en piep even binnen in de peutertuin. Mijn twee dochtertjes lopen er school. Eén mama heeft haar kleine spruit al opgehaald en loopt met hem over de speelplaats. Het kleine ventje ziet er moe uit: “Mammaah, waar is mijn tut? … Ik wil mijn tut … Mammaah?”
Mama is duidelijk een beetje gegeneerd: “Je tut ligt in de auto, schat … Ja, je krijgt je tut … In de auto. Straks! … Hou nu op met zeuren, schat.”

Een kwartiertje later. Ik heb de hele kinderschare bij elkaar geplukt. Ze lummelen wat rond mij. Ook moe, zo te zien… We lopen in de tegenovergestelde richting van daarnet de schoolparking over. Plots roept de jongste: “Hé kijk! Dat is kleine S.!” En ze wijst naar haar vriendinnetje, weggedoken onder een regenzeiltje in een peuterbuggy.
Papa duwt lachend het voertuig: “Dag H.” zegt ie vriendelijk. “Ja, ons S. zal je niet meer horen… Die zit rustig op haar tut te shokken…”

Terug thuis. De kinderen drentelen via de achterdeur de keuken binnen. Onze zoon slentert naar de living, pakt een prentenboek en nestelt zich in de zetel. De oudste dochter gaat op zoek naar kleurtjes en papier. En de jongste komt aan mijn rok hangen: “Mammaah… Pakkeh!” Ze houdt het hoofdje een beetje scheef en zakt wat door haar knietjes, om het dramatisch effect te vergroten: “Mammaah… Pakkeh?! … Mammaah, ik wil op de schoot… Mama tinkeh…”
Dus ik zet me aan de keukentafel, pak de kleine meid op schoot en geef haar de borst.

Peuters zijn universeel.

© Borstvoeding Aardig 2021

Fastfood

Een maal per week, op zaterdag, zijn wij echte Belgen. Dan eten we friet! Zonder zout weliswaar en met verse rauwkost en biologische hamburgers. Maar toch redelijk fastfood. Voor ons gezin. Met mayonaise en curry-ketchup à volonté… De kinderen zijn er dol op!

Peuter eet enkel wat ze lekker vindt. Elke zaterdag hetzelfde: een grote berg frietjes, een wortel uit het vuistje en een kwartje komkommer. En halverwege de maaltijd wil ze bij me op schoot. Elke week opnieuw. Ze eet dan braaf haar bordje verder leeg. En daarna draait ze zich naar me om en vraagt liefjes: “Mama tinkeh?” … Want na een hele week school lopen is die zaterdag toch wel zalig! Dan mag je eindelijk nog eens gewoon gezellig bij mama drinken op de middag… Mooie traditie. Vindt zij.

De poppemie viert over enkele maanden haar derde verjaardag. Toch eens tijd om dat “mama tinkeh” overdag af te schaffen. Vind ik. Dus ik probeer: “Daar staat je glas, lieveke. Drink maar!” Waarna zij op smekende toon: “Mammaah, maar ik wil bij jóu drinken!” Zucht.

Normaalgezien is dit de start van een soort psychologisch heen-en-weer-spelletje. Soms win ik. En dan kan ik haar overtuigen om water of fruitsap te drinken. Maar even vaak wint zij. En dan krijgt ze gewoon borstvoeding.

Vandaag echter komt papa met een alternatieve oplossing op de proppen. “Wil je liever dit?” vraagt hij, een fles ice tea in de hoogte houdend. De dag voordien hebben de kinderen voor het eerst deze gesuikerde drank eens mogen proeven… na een miskoop van mijnentwege.

“Jaah!  Jaah!” roept ze enthousiast. En ze kan niet snel genoeg van mijn schoot klimmen om haar glas te pakken aan de andere kant van de tafel…

Ik sta perplex…! Gevloerd door ordinaire frisdrank, potjandorie!

© Borstvoeding Aardig 2021

Boer

Eindelijk, daar is ie. De trein op perron 3. Laatste etappe van een meer dan twee uur durende treinrit huiswaarts.
Het is iets na vieren. Het uur waarop je maag begint te grollen. De koekjes en het drankje in je tas al lang verorberd zijn. Dat leuke tijdschrift dat je uren tevoren kocht uitgelezen is. Het uur waarop de vermoeidheid begint door te wegen. En je eigenlijk maar één ding wil. Thuis op de bank ploffen. Je hoofd in je lief zijn nek vlijen. De kinderen een dikke ik-heb-je-gemist-knuffel geven. Of dat allemaal tegelijk.

Nog twintig minuten. En dan thuis. De deuren kreunen open. Ik zet mijn hoge hak op de onderste trede. Trek me omhoog de trein in. En kies een kant. Bij het openschuiven van de coupédeur kijk ik in vier gitzwarte kinderoogjes. Een groot paar lachend en zingend, een kleiner paar triest en zeurderig. Twee jaar-en-nog-wat is de jongste, gok ik. De leeftijd van ons kleinste meisje ongeveer. Donkere velletjes, zwarte kroezelkopjes. Schattig. Mama en papa zitten vlakbij. Papa in t-shirt en jeans. Mama met een hoofddoek en traditionele wikkeljurk. Ik knik vriendelijk goeiedag. “Somalië?”, wil ik vragen. Maar ik durf niet. Ze zien er moe uit, allebei. En hebben hun handen vol met de jongste.
Iets na vieren. Het uur waarop ook kleine peutertjes last krijgen van een namiddagdipje…

Ik wandel verder de coupé in, op zoek naar een plekje. Mijn oog valt op twee vrije stoelen achteraan. Als ik neerplof besef ik waarom op die plek niemand zit. De jongeman voor me heeft oortjes in. Boenkeboenke, iepiieep… Beatmuziek. Zucht. Daar gaat mijn rust. Maar ik ben te lui om een ander plaatsje te zoeken. En blijf zitten.

Plots veert de kerel voor me recht. Colablikje in de hand. Pet op het hoofd. Netjes geschoren kin. Zo’n twintig kilo te zwaar, gok ik. Strakke grijze sportshirt aan. Hij wijst naar het huilende kindje en roept: “Kan die kleine zijn muil niet houden?!” En ploft weer neer. “Man man, wat een lawaai. Ik kan er niet meer tegen.”, bromt hij in zichzelf. En boert. Luid. Zonder pardon. Terwijl de muziek uit zijn oortjes een deel van het decor vormen.

Minuten verstrijken. Het huilen houdt aan. De mensen rond me lijken gespannen. Ze wachten af. Of kruipen wat dieper weg achter hun boek of laptop. Iedereen zwijgt. Het kleine treurige meisje doet me aan mijn dochtertje denken. Ik heb de neiging om op te staan. Het kindje op de arm te nemen. Ermee rond te wandelen. Te troosten. “Zou die mama borstvoeding geven?” vraag ik me af.

De jongeman-met-de-oortjes schuifelt zenuwachtig heen en weer. Herhaalt af en toe mompelend “Zwijg toch!” en “Wat een gejank, zeg!” En dan opeens staat hij weer recht. Iedereen houdt zijn adem in. Hij beent naar het Afrikaanse gezinnetje en vraagt dwingend: “Kan je die kleine niet doen zwijgen?! Ik word er niet goed van!”. Hij doet zijn best om kalm te blijven. Maar de vriendelijkheid klinkt toch een beetje gemaakt.
De kerel loopt terug naar zijn zitplaats. Mama en papa beginnen op gedempte toon met elkaar te praten. Ze zijn het ergens niet over eens. Mama pakt haar jongste kindje bij zich, terwijl de discussie oploopt. Op hetzelfde moment gaat het huilen over in een, voor mij, heel bekend geluid. Een zeurderig jammeren, maar gerustgestelder. Het moment waarop een kindje nog niet aan de borst ligt. Maar wel weet dat dat niet lang meer zal duren. “Zou ze….?”, vraag ik me af. Heel even gesmak en de stilte die daarop volgen vertellen me genoeg. “… gonna give nèhnèh! … don’t want trouble!”, hoor ik haar op besliste toon tegen haar man zeggen.

De kerel voor me zucht verlicht. “Zo, dat is beter!”, mompelt hij triomfantelijk. Hij zet zich recht. Neemt een slok van zijn cola. Kijkt rond. Zet het blikje met een besliste tik weer op tafel. En boert. Luid. Vervolgens draait hij de volumeknop van zijn muziek nog wat hoger. En besluit: “Stomme kinderen!”

 © Borstvoeding Aardig 2021

Kort ziekenhuisverblijf en anesthesieadviezen bij het borstgevoede kind

Ik krijg af en toe de vraag hoe het nu eigenlijk zit met anesthesie en vastenperiode bij een baby of peuter die borstvoeding krijgt. Hieronder een overzicht van de algemene richtlijnen indien een kindje borstvoeding krijgt en kortstondig opgenomen wordt op de pediatrie-afdeling van een ziekenhuis.

Verblijf in het ziekenhuis
BabyFriendly Hospital Initiative
Handvest van de rechten van de gehospitaliseerde kinderen
Preoperatieve vastenperiode
Borstvoeding na de operatie
Melkproductie van de moeder
Bronnenmateriaal


Verblijf in het ziekenhuis

In het ziekenhuis dient men een omgeving te creëren die zoveel mogelijk aansluit op de huiselijke situatie. Je kindje wordt als een normaal kind behandeld en jullie als ouders mogen, indien medisch verantwoord, de gewone comfortzorg van thuis verder zetten. Dit zorgt ervoor dat jij en je kindje beter op elkaar reageren en minder angstig zijn. (Melnyk et al 2004)

Voor je kindje zouden tijdens de ziekenhuisopname de voedingen en het voedingspatroon zoveel mogelijk moeten aansluiten bij het patroon van de normale thuissituatie. (Riordan & Wambach 2010/4)

Als je kindje opgenomen wordt in een babyvriendelijke pediatrie-eenheid van het ziekenhuis, zal men normaalgezien met bovenstaande rekening houden. Het Babyfriendly Hospital Initiative van de World Health Organisation en Unicef is een kwaliteitslabel dat toegekend wordt aan ziekenhuizen die inspanningen leveren om de afdeling baby- en borstvoedingsvriendelijk te maken. Karakteristieken van een babyvriendelijke kinderafdeling zijn: (Riordan & Wambach 2010/4)

  1. Het ziekenhuis heeft een borstvoedingsbeleid op papier staan.
  2. Het ziekenhuis traint zijn personeel op borstvoedingsbegeleiding en – interventie. Alle medewerkers dienen hiervoor scholingen te volgen.
  3. Het ziekenhuis verschaft ouders geschreven en mondelinge informatie over de goede eigenschappen van borstvoeding.
  4. Het ziekenhuis geeft de mogelijkheid op ongelimiteerd voeden en stimuleert dus voeden op verzoek.
  5. Het ziekenhuis zorgt voor voorzieningen zodat een moeder kan kolven als de baby niet rechtstreeks aan de borst drinkt: borstkolf, kolfruimte, opslagplaats voor melk, lactatiekundige begeleiding indien gewenst.
  6. Het ziekenhuis geeft borstgevoede kinderen enkel leeftijdsgerelateerde of medisch noodzakelijke bijvoeding.
  7. Het ziekenhuis past alternatieve voedingsmethodes toe die het borstvoedingsbeleid niet in de weg staan, dus geen speentjes of flesjes.
  8. Het ziekenhuis geeft de mogelijkheid op 24u/24u rooming in voor moeder en kind. Moeder en kind worden niet gescheiden, ook niet voor onderzoeken of verpleegkundige of medische handelingen.
  9. Het ziekenhuis zorgt voor maaltijden en tussendoortjes voor de borstvoedende moeder.
  10. Het ziekenhuis zorgt voor een medicatie- en behandelingsschema dat de borstvoeding zo weinig mogelijk in de weg staat.
  11. Het ziekenhuis verschaft informatie over de mogelijkheden van borstvoedingsondersteuning en –begeleiding binnen en buiten het ziekenhuis, zowel tijdens de opname als na ontslag.
  12. Het ziekenhuis controleert dat het geschreven borstvoedingsbeleid effectief en efficiënt in de praktijk uitgevoerd wordt door alle ziekenhuismedewerkers en op alle afdelingen.

Ook het Handvest van de rechten van de gehospitaliseerde kinderen van de European Association for Children in Hospital en Unicef is zo’n kwaliteitslabel. Dit legt echter andere accenten in vergelijking met het Babyfriendly Hospital Initiative:

  1. Kinderen worden niet in een ziekenhuis opgenomen als de zorg die zij nodig hebben thuis, in dagbehandeling of poliklinisch kan worden verleend.
  2. Kinderen hebben het recht hun ouders of verzorgers altijd bij zich te hebben. Ook tijdens onderzoeken, bij verpleegkundige en medische handelingen, bij de voorbereiding en installatie in de operatiekamer en bij het ontwaken uit de verdoving.
  3. Ouders wordt accommodatie en de mogelijkheid tot overnachting naast het kind aangeboden.
  4. Kinderen en ouders hebben recht op informatie. De informatie wordt aangepast aan de leeftijd en het bevattingsvermogen van het kind.
  5. Kinderen en ouders hebben recht op alle informatie die noodzakelijk is voor het geven van toestemming voor onderzoeken, ingrepen en behandelingen.
  6. Kinderen worden in het ziekenhuis gehuisvest en verzorgd samen met kinderen in dezelfde leeftijd- en/of ontwikkelingsfase.
  7. Kinderen hebben recht op mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken en onderwijs te genieten al naargelang hun leeftijd en lichamelijke conditie. Kinderen hebben recht op een verblijf in een stimulerende veilige omgeving waar voldoende toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijdscategorieën.
  8. Kinderen worden behandeld en verzorgd door medisch, verpleegkundig en ander personeel dat speciaal is opgeleid voor de zorg voor kinderen. Het beschikt over de kennis en de ervaring die nodig zijn om ook aan de emotionele eisen van het kind en het gezin tegemoet te komen.
  9. Kinderen hebben recht op verzorging en behandeling door zoveel mogelijk dezelfde personen, die onderling optimaal samenwerken.
  10. Kinderen hebben het recht met tact en begrip te worden benaderd en behandeld. Hun privacy wordt te allen tijde gerespecteerd.

Vraag dus bij een geplande opname van je kindje of het betreffende ziekenhuis één of beide labels behaald heeft. Op die manier verzeker je je kindje van de meest optimale begeleiding en verzorging.

Preoperatieve vastenperiode

Vooraleer je kindje onder narcose gaat, zal het een tijdje geen voeding mogen krijgen. Dit is om ademhalingsrisico’s ten gevolge van de anesthesie te  vermijden. Deze preoperatieve vastenperiode moet echter zo kort mogelijk gehouden worden.

Voor het bepalen van de duur van de vastenperiode dient men enerzijds rekening te houden met het reduceren van ademhalingsrisico’s ten gevolge van de anesthesie,  maar tegelijkertijd moet men ook het risico op uitdroging en hypoglycemie ten gevolge van het onthouden van voeding vermijden. (Riordan & Wambach 2010/4)

Voor zuigelingen heeft de American Society of Anesthesiologists daarom volgende richtlijnen opgesteld:

  • Heldere vloeistoffen tot 2 uur voor de narcose.
  • Moedermelk tot 4 uur voor de narcose. (Lawrence 2005, Cook-Sather & Litman 2006, Riordan & Wambach 2010/4)
  • Kunstvoeding en lichte maaltijd tot 6 uur voor de narcose.
  • Zware maaltijd tot 8 uur voor de narcose.

Sommige onderzoekers verkorten de preoperatieve borstvoedingsperiode zelfs nog meer en poneren dat  moedermelk tot 3 uur voor narcose de kindvriendelijkste handelswijze is. (Litman et al 1994, Schreiner 1994)

Scheiding van ouders en kindje dient altijd zo kort mogelijk gehouden worden, om stress bij beide te beperken. Je kan je borstgevoede babytje tijdens de preoperatieve vastenperiode troosten met een fopspeentje.  Je kan ook overwegen om je kindje te laten troosten door een andere vertrouwenspersoon van de familie, als je kindje jou te veel associeert met borstvoeding en je kindje niet meer bij je mag drinken. (Riordan & Wambach 2010/4)

Borstvoeding na de operatie

Postoperatief moet de borstvoeding zo snel mogelijk weer opgestart worden, van zodra de arts aangeeft dat orale voeding weer toegelaten is.  Er is geen enkele reden om moedermelk te gaan vervangen door glucosewater of om als eerste voeding glucosewater te geven. (Riordan & Wambach 2010/4) Dat betekent dat zuigelingen vaak al op de uitslaapkamer borstvoeding kunnen genieten. Met kunstvoeding en vaste voeding zal men echter langer moeten wachten.

Borstvoeding dient ook overwogen te worden als pijnreducerend middel na operaties. (Riordan & Wambach 2010/4) Het geven van borstvoeding kan troostend werken voor zowel je kindje als voor jou. Het geruststellende zuigen aan de borst kan de werking van pijnstillende medicatie ondersteunen. Onderzoek heeft immers uitgewezen dat borstvoeding tijdens en na een pijnervaring zorgt voor een verlaging van de hartslag, voor een kortere periode van huilen en voor lagere pijnscores in vergelijking met kinderen die geen borstvoeding kregen onder dezelfde omstandigheden. (Shah et al 2006)

Melkproductie van de moeder

Indien je kindje tijdelijk niet bij jou aan de borst kan drinken, zal je je melk dienen af te kolven. Idealiter minstens even vaak als dat je kindje bij jou zou drinken. Die afgekolfde melk kan aan het kindje gegeven worden wanneer de arts daar de toestemming voor geeft, maar kan ook bewaard worden voor later.


Bronnenmateriaal

Cook-Sather, S.D. and R.S. Litman (2006) “Modern fasting guidelines in children” in Best Prac Res Clin Anaesthesiol 20/3:471-481

Lawrence, R. (2005) “Lactation support when the infant will require general anesthesia: assisting the breastfeeding dyad in remaining content through the preoperative fasting period” in J Hum Lact 21/3:355-357

Litman, R. et al. (1994) “Gastric volume and pH in infants fed clear liquids and breast milk prior to surgery” in Anesth Analg 79:482-485

Melnyk, B. et al. (2004) “Creating opportunities for parent empowerment: program effects on the mental health and coping outcomes of critically ill young children and their mothers” in Pediatrics 113/6:597-607

Riordan, J. and K. Wambach (2010/4) “Breastfeeding and human lactation

Schreiner, M. (1994) “Preoperative and postoperative fasting in children” in Ped Clinics N Amer 4/1:111-120

Shah, P.S. et al. (2006) “Breastfeeding or breast milk for procedural pain in neonatesCochrane Database Syst Rev 3:CD004950

Richtlijnen van de American Society of Anesthesiologists (1999) inzake preoperatief vasten bij zuigelingen

http://www.uzleuven.be/sites/default/files/kindergeneeskunde/kindvriendelijk_ziekenhuis_brochure.pdf (geraadpleegd op 3 april 2012)

© Borstvoeding Aardig 2021